Vreemd genoeg verstond ik op sommige momenten perfect wat de leerkracht of kinderen zeiden op andere momenten leek het Noors wel chinees. Soms had ik het gevoel dat Noors een Vlaams dialect was, gewoon goed luisteren en dan wist je wel wat er gezegd werd.
Tijdens de eerste observatiedag heb ik ook een klein beetje Noors geleerd. Ik leerde tot tien tellen in het Noors, dit dankzij een leerling die tijdens de rekenles altijd opnieuw tot telde als ze een rekensom moest maken. Ik ontdekte ook tijdens het bouwen van een blokkenhuis dat een deur een deur blijft. Toen ik in het Nederlands aan de kinderen vroeg waar de deur was van hun huis, keken ze raar naar mij. Ze verstonden niet wat ik had gezegd maar toch wisten ze waar ik het over had.
De tweede observatiedag zaten de kinderen te lunchen in de klas (lunch hier in Noorwegen = boterhammen eten in de klas om kwart voor elf). Toen ineens de schoolbel herhaaldelijk bleef rinkelen. De kinderen springen allemaal recht en één van de kinderen zij tegen mij ‘branalarme, branalarme’. Gelukkig dat ik dit begreep, samen met de kinderen verliet ik de klas en gingen we buiten zonder jas, muts, wanten, sjaal en schoenen in de sneeuw staan. Ja, de kinderen doen hun natte sneeuwschoenen uit als ze in de klas komen. En dan lopen ze op hun sokken of op pantoffels. Na veel getrappel en gehuppel mochten de kinderen terug naar binnen. Na de lunch ben ik een kijk gaan nemen in de timmerklas. Kinderen van het tweede leerjaar die druk hout aan het zagen zijn, of nagels aan het kloppen zijn of hout aan elkaar lijmen. Een van de kinderen maakte een boot met iemand op.
Deze week was niet alleen de week van de Noorse school maar ook de eerste keer dat ik echte Zwitserse rösti gegeten heb. Een Zwitserse klasgenoot had ons (Debbie, Dora, Toon en ik) uitgenodigd om rösti te proeven. Rösti is een dikke pannenkoek van geraspte aardappelen, gebakken in een pan.
De laatste observatiedag (vandaag) heb ik een tweede les ‘art’ gezien. Drie uur in de week krijgen de kinderen (vanaf het eerste leerjaar tot het zevende leerjaar) een artistiek vak (naaien, breien, timmeren, houtbewerking, koken, muziek en componeren, schilderen, …). Alle kinderen, zowel jongens als meisjes, leren dit. Het is de moeite om kinderen van het eerste leerjaar een appel te zien naaien. De kinderen krijgen naast deze ‘art’ lessen ook vaak buiten les. Ze leren hier dan langlaufen, skiën, sleeën en vuur maken in het bos. Op dit vuur maken ze dan worstjes warm of ze maken een geroosterde boterham of ze laten het aanbranden.
Op aanraden van een klasgenoot trekken we naar Gronland (waar staat er hier ergens op mijn computer een o met een schuine streep door, ik heb dit nodig om Grønland juist te schrijven) om daar inkopen te doen (het zou daar goedkoper zijn). Deze plaats blijkt maar 5 minuten wandelen te zijn, veel dichter als onze eerste plaatselijke supermarkt ‘kiwi’, en het is daar inderdaad veel goedkoper, een avondmaaltijd voor 27 kronen (€3).
Ja, we beginnen hier beter en beter onze weg te kennen en ik heb mijn draai hier al gevonden.